Dissertatie – Korte Nederlandse samenvatting

In de laatste twee eeuwen heeft er een enorme toename van verstedelijking plaatsgevonden. Stedelijk economen zijn al lang geïnteresseerd in waarom bedrijven clusteren en mensen in steden gaan wonen. De belangrijkste redenen voor clustering van bedrijven zijn zogenaamde agglomeratievoordelen: doordat bedrijven zich dicht bij elkaar vestigen, verlagen ze transportkosten van goederen, mensen en kennis. Ook stedelijke voorzieningen spelen een belangrijke rol in de opmars van de stad. Alleen grote steden bieden een divers palet aan voorzieningen zoals theaters, bioscopen, cafés en restaurants. Steden kennen niet alleen voordelen. Veel steden hebben bijvoorbeeld te kampen met verkeerscongestie. Het planning concept Transit Oriented Development (TOD) zich op een betere bereikbaarheid. Files en autoafhankelijkheid zouden door investeringen in het openbaar vervoer netwerk te verbeteren en bundeling van ruimtelijke ontwikkelingen nabij (trein)stations moeten afnemen.

In deze dissertatie onderzoek ik wat de invloed is van agglomeratievoordelen (agglomeration), stedelijke voorzieningen (amenities) en bereikbaarheid (accessibility) op de structuur en ruimtelijke ordening binnen steden. We vinden dat vooral agglomeratie en voorzieningen een belangrijke invloed hebben op de stedelijke structuur van steden. Bedrijven clusteren bijvoorbeeld in stedelijke centra van steden wat tot hogere huren leidt. Rijke huishoudens willen veel meer betalen om in historische buurten te wonen, wat tot hogere woningprijzen leidt, maar ook tot sortering van rijke huishoudens in historische buurten. OV-bereikbaarheid lijkt een minder belangrijke invloed te hebben.

Deze resultaten hebben enkele beleidsimplicaties. Allereerst, subsidies om bedrijven naar rurale gebieden te verplaatsen lijken inefficiënt omdat ze positieve agglomeratievoordelen negeren. Ten tweede, het blijkt dat multinationals positieve baten genereren voor hun lokale omgeving en leidt tot een toename van (lokale) zakelijke dienstverlening in de buurt. Ten derde, lokale overheden ontwerpen beleid om bepaalde historische buurten en gebouwen te beschermen. Dit leidt tot positieve externaliteiten. Ze moeten zich echter wel bewust zijn van twee mogelijk negatieve aspecten. Deze buurten trekken namelijk disproportioneel rijke huishoudens aan, wat kan leiden tot inkomenssegregatie. Ook zijn de kosten van bescherming voor huiseigenaren aanzienlijk, dus alleen die gebouwen moeten worden beschermd die voldoende baten genereren. Tenslotte lijkt beleid dat zich volledig richt op de bouw van nieuwe stations en ruimtelijke ontwikkeling rond deze stations inefficiënt. Huiseigenaren, maar ook bedrijven, lijken weinig waarde te hechten aan een goede OV-bereikhaarheid. Dit is geen verassing, gezien het lage percentage van de verplaatsingen die met het OV worden gemaakt en de aanwezigheid van een uitstekend concurrerend wegennetwerk.